Proverbs 12

‘Wie onverstandig is, moet hier komen!
1Gestolen water smaakt goed, gestolen brood nog beter.’

2 Maar die voorbijganger weet niet dat haar huis het voorportaal van de hel is.

3

4De spreuken van Salomo. Een verstandige zoon is een genoegen voor zijn ouders, maar een dwaze zoon doet hun verdriet.
5Oneerlijk verkregen vermogen levert niets op, maar zijn oprechtheid redt een mens van de dood.
6De Here zorgt dat een rechtvaardig mens geen honger lijdt, maar de goddeloze neemt Hij alles af.
7Iemand die zich niet ten volle inzet, wordt arm. Maar wie zich inspant, wordt rijk.
8Wie in de zomer zijn oogst binnenhaalt, is een verstandige zoon. Maar de zoon die in de oogsttijd slaapt, maakt zichzelf te schande.
9Rechtvaardige mensen worden gezegend, goddelozen worden door hun eigen onrecht tot zwijgen gebracht.
10De nagedachtenis van een rechtvaardige brengt zegen voort, maar van de naam van de goddeloze blijft niets over.
11Een wijs mens neemt Gods geboden aan, maar de dwaze prater loopt in de val.
12Wie oprecht leeft, leidt een zeker bestaan, maar wie verkeerde wegen bewandelt, wordt ontdekt en ontmaskerd.
13Een slinkse boosdoener bezorgt anderen verdriet en een dwaze prater loopt zijn ondergang tegemoet.
14De woorden van een rechtvaardige zijn een bemoediging, maar goddelozen worden door hun eigen onrecht tot zwijgen gebracht.
15Haat leidt tot onrust en ruzies, de liefde bedekt echter al het menselijk falen.
16Op de lippen van een verstandig mens ligt wijsheid, de onverstandige verdient alleen maar straf.
17Een wijs mens verzamelt steeds meer inzicht, maar de woorden van een dwaas kunnen voortdurend onheil aanrichten.
18De rijke vertrouwt volledig op zijn bezit, terwijl arme mensen niets hebben.
19Alles wat een rechtvaardige doet, bezorgt hem voordeel. Wat de goddeloze verdient, leidt tot zijn ondergang.
20Wie wijze lessen ter harte neemt, loopt op de weg van het leven, maar wie ze in de wind slaat, brengt anderen op een dwaalspoor.
21Wie heimelijk zijn naaste haat, is schijnheilig in zijn spreken. Wie roddelt, is een zot.
22Iemand die zijn tong niet in bedwang heeft, zondigt met zijn woorden. Iemand die nadenkt voor hij spreekt, is bedachtzaam en verstandig.
23De woorden van een rechtvaardige zijn goud waard, die van een goddeloze zijn waardeloos.
24Van de woorden van een rechtvaardig mens kunnen velen leren, maar dwazen sterven door gebrek aan inzicht.
25Alleen de zegen van de Here maakt een mens rijk, niet zijn eigen zwoegen.
26Zoals een boosdoener genoegen heeft in misdaden, verheugt een verstandig mens zich in wijsheid.
27Waar de goddeloze bang voor is, gebeurt nog ook. Maar God geeft de rechtvaardigen waar zij naar verlangen.
28Verzwolgen door een wervelwind zal de goddeloze verdwijnen, de rechtvaardige staat echter op een sterk fundament.
Copyright information for NldHTB